|
|
AMFIBIA Tel : 0032 (3) 449 39 29 mail
In onze buitenafdeling: Groot aanbod tropisch hout en diverse steensoorten.
|
|
|
|
Doornstaartagaam - Uromastyx |
|
DoornstaartagaamUromastyx
Uromastyx Sp. | Beschrijving doornstaartagaam
Doornstaartagamen hebben een landschildpadachtige kop, een afgeplat lichaam, stevige korte poten met een dikke staart. De staart bestaat uit verschillende gordels. De sterke poten hebben stevige (niet gevaarlijke) klauwtjes. De huid van de doornstaartagaam voelt warm en verrassend zacht aan.
| Klimaat
Doornstaartagamen komen voor in hele warme woestijnklimaten. Ze zijn dagactief en houden ervan om te zonnen onder een zware uv- warmte lamp. Ook graven ze heel graag. De temperatuur mag onder de lamp oplopen tot 50°C. Hun optimale lichaamstemperatuur bedraagt 40°C. De doornstaartagaam heeft zowat dezelfde temperatuur als een hond en voelt dus prettig aan.
| Uromastyx Dispar |
|
|
Hoe oud wordt een doornstaartagaam?Vrij oud. De leeftijden in gevangenschap lopen op tot 16 jaar.
Andere soorten doornstaartagamen
|
| Uromastyx ocellatus Soedanese Doornstaartagaam | Uromastyx Geyri | Uromastyx Acanthinura Afrikaanse doornstaartagaam Grootte : Tot 45 cm Herkomst : Marokko, Algerije, Tunesië Levenswijze : Bodembewoner Biotoop : Woestijn - 's nachts koud, overdag heel warm Temperatuur : nacht: tot 10°C overdag : 40-45 °C | |
Bijkomende algemene informatie over doornstaartagamen
-------------------------------------------------------------------------------- Bronvermelding onderstaande tekst: Geïllustreerde Terrarium Encyclopedie door Eugène Bruins --------------------------------------------------------------------------------
Doornstaartagamen (meestal U. acanthinura, U. aegyptia, U. hardwickii of U. maliensis) zijn geen beginnersdieren, maar zullen toch menig beginner verleiden tot aankopen. De uitermate rustige dieren hebben een boeiend uiterlijk, zijn redelijk stressgevoelig en stellen vrij hoge eisen aan de verzorging.
Uiterlijk
U. acanthinura wordt tot 40-45 cm groot en is grijsbruin met groene, oranje of gelige tinten. Hun 'landschildpaddenkop' is vaak bijna zwart. Aan het gedrongen, afgeplatte lichaam zitten stevige, korte poten en een dikke staart. De staartschubben zijn stekelig en staan in rijen gerangschikt. De drie ondersoorten ( U. a. acanthinura, U. a. dispar en U. a. geyri;) zijn te onderscheiden op basis van relatieve staartlengte, het aantal staartgordels en het aantal schubben om het middenlichaam. Rond 1996 werd U. maliensis volop ingevoerd, meestal onder de naam U. acanthinura. Beide soorten zijn pas na zeer nauwkeurige vergelijking en telling van bepaalde schubben door een ervaren iemand van elkaar te onderscheiden.
Verspreidinggebied
Marokko, Algerije, Tunesië, Libië en Mauritanië, in zonnige, warme (half)woestijnen met weinig neerslag of beplanting. De dagactieve doornstaartagamen graven diepe holen in een stevige, vaste bodem. Elke man heeft een territorium van enkele hectares groot. Hierin bevinden zich enkele vrouwtjes met hun eigen territorium.
Temperatuur
Uromastyx acanthinura leeft waar het 's winters minimaal 0 graden Celsius en 's zomers maximaal 53 graden Celsius is. Dagelijks kan de temperatuur 35 graden Celsius wisselen. De bodem kan in de zon wel 80 graden Celsius worden. In de diepe holen van de dieren heersen constantere temperaturen. De optimale lichaamstemperatuur is ongeveer 40 graden Celsius. Kleur- en positieverandering zijn o.a. hulpmiddelen bij temperatuurregulatie en de beperking van waterverlies. Overtollig zout wordt via de neus als droge stof uitgescheiden, te zien als witte zoutrandjes om de neusopening. Verder kunnen ze water door de huid opnemen, water uit de urine terugnemen en bij erge droogte het vet in de staart verbranden, waarbij water vrijkomt.
Huisvesting
Plaats een 'warm' woestijnterrarium, minimaal 150 x 50 x 50 cm groot, voor maximaal één man en één vrouw. Dieren van hetzelfde geslacht jagen elkaar in de stress. Men merkt dit vaak pas als de dieren ophouden met eten en last hebben van worminfectie. Zorg voor 30 graden Celsius tot 55 graden Celsius onder de spots, 's nachts ongeveer 25 graden Celsius. Een bodemverwarming houdt de holen, die niet mogen ontbreken, overdag op 23-30 graden Celsius en 21-25 graden Celsius 's nachts. In minimaal 15 cm leemzand kunnen de dieren zelf holen graven. Creëer altijd controleerbare holen met steen en/of hout wanneer (speel)zand als bodemsubstraat wordt gebruikt. De RV in Noord-Afrika is overdag 10 à 30%, 's nachts 60 à 80%. Besproei de bodem dus elke avond en ochtend, in het voorjaar en de herfst iets meer dan 's zomers en 's winters. Zorg voor veel stenen en hout dat de dieren elkaar niet constant hoeven te zien. U. acanthinura kan prima samen worden verzorgd met Eumeces algeriensis, de berberskink, die uit eenzelfde gebied komt.
Voeding
Volwassen doornstaartagamen eten voornamelijk plantaardig voedsel, maar ook insecten en nestmuizen.Voer vooral blad en bloemen. Ze zijn bijzonder dol op paardenbloem, klaver, koolzaad (blad en bloem) en oranje linzen. Jonge dieren en volwassen vrouwtjes voor en na de eileg hebben een grote behoefte aan dierlijk voedsel.
Geslachtsonderscheid
Moeilijk. In de voortplantingstijd zijn de femoraalporiën van de mannetjes tot franjes vergroeid. Kopknik- en ander pronkgedrag wordt meestal door de mannetjes uitgevoerd. Volwassen mannen worden iets groter dan de vrouwtjes, hebben een iets bredere kop met vaak een zwarte onderzijde en een spitse snuit. Vrouwtjes hebben een lichtere koponderzijde en stompe snuit. De mannelijke buik is gevlekt, die van vrouwtjes is wat witter.
Paring
Geef U. acanthinura (U. maliensis niet) een winterslaap/rust bij 15 à 20 graden Celsius en 6 uur belichting in december en januari. Laat ergens in het terrarium een spotje branden (tot 35 graden Celsius). Een paartje moet klikken en tegelijkertijd paarbereid zijn. Soms is uitwisseling met anderen nodig. De mannetjes pronken door al kopknikkend naar het vrouwtje te lopen en rondjes voor, om en op het vrouwtje te draaien. Daarbij wordt een witte vloeistof afgezet op de bodem en haar rug. Als het vrouwtje niet wil paren, draait ze op haar rug, waarna het mannetje na enige tijd afhaakt. Wil ze wel, dan volgt een typische hagedissenparing (inclusief stevige nekbeet).
Eileg
Drachtige vrouwtjes worden agressiever en dikker. Voer zeer gevarieerd met hoogwaardig voedsel. In juni en juli, 4 tot 6 weken na de paring, worden 10 tot 25 eieren in ongeveer 30 graden Celsius warm en matig vochtige grond begraven. Het vrouwtje verdedigt het dichtgegraven nest nog wekenlang. De eieren komen bij ongeveer 30 graden Celsius en bij 95-100% RV na 85 à 100 dagen uit. Houd de vermiculiet de laatste weken niet te vochtig. Leg de eieren bij elkaar in een grote bak, zodat het eerst uitgekomen jong over de overige eieren kruipt en deze daardoor helpt uitkomen.
Opfok
Plaats, i.v.m. stress, liefst maximaal twee jongen samen in een terrarium met voldoende schuilplaatsen en voldoende voer. De jonge dieren kunnen onder dezelfde omstandigheden als de ouders worden gehouden. Voer redelijk veel kleine insecten en sproei eens per dag een beetje water. Zet de diertjes op krantenpapier, zodat ze geen zandverstopping krijgen. Een jong is 7 à 8 cm lang, groeit snel en is geslachtsrijp na 3 tot 4 jaar. Na 1,5 tot 2 jaar kunnen de geslachten onderscheiden worden.
Verdediging
Doornstaartagamen kruipen bij gevaar in een hol met een nauwe ingang, zodat hun staart indringers tegenhoudt. Ook blazen ze zich op.
Hanteren
Hanteer ze zo weinig mogelijk i.v.m. stress, hoe rustig de dieren ook mogen zijn. -------------------------------------------------------------------------------- |
|
|