Amfibia Reptielenwinkel
blank
Panorama
AMFIBIA
Tel : 0032 (3) 449 39 29
mail
Reptielenopvang
tijdens uw vakantie is mogelijk in ons reptielenhotel!




SPECIALS
Groot aanbod tropische planten voor paludaria in onze serre.
Supergrote keuze gifkikkers!

In onze buitenafdeling:
Groot aanbod tropisch hout en diverse steensoorten.



 
© Amfibia 2018 
Dieren info > Kikkers > Inheemse kikkers
Inheemse kikkers

Inheemse Kikkers

Inheemse kikkers zijn kikkers die in onze omgeving leven.
Ze mogen niet verhandeld worden.

Bijgevolg is deze rubriek louter ter informatie voor mensen die ergens eens een kikkertje hebben 'gevonden' in de natuur (alhoewel je deze dieren ook niet mag houden).
 
Er bestaan meerdere soorten kikkers in onze omgeving (België, Nederland).
 

De bruine kikker

Rana temporaria

De bruine kikker - Rana Temporaria
De bruine kikker komt in zeer vele biotopen voor, zoals bossen, heidevelden, graslanden, terreintjes met wat onkruid, en duinen. Enige voorwaarde is de aanwezigheid van begroeiing en een strooisellaag of andere vochtige plekjes waar hij overdag kan schuilen. In heel open gebieden als agrarische landschappen of zeer droge gebieden komt de soort niet voor.
 
De bruine kikker is alleen tijdens de voortplanting en de overwintering aan water gebonden en leeft buiten de wintermaanden en het vroege voorjaar op het land.
 
In vergelijking met de Zuid-Europese verwanten heeft de bruine kikker een voorkeur voor wat koelere, vochtige gebieden, in bergbeken is het een van de algemeenste soorten. De kikker komt voor in laaglanden op zeeniveau tot berggebieden.

In Nederland en België worden verschillende biotopen gebruikt als voortplantingswater; van sloten en kleine poelen tot rietgordels van grotere visrijke wateren. Ook minder natuurlijke wateren als stads- en tuinvijvers worden veelal voor dit doel gebruikt. Het landbiotoop bestaat vaak uit naastgelegen houtwallen, bossen en andere begroeide delen met een strooisellaag die als schuilplaats wordt gebruikt.

Omschrijving/determinatie van de bruine kikker

De bruine kikker is een relatief grote, gedrongen kikker met een grote, platte kop en een relatief stompe snuit.
De kikker wordt gemiddeld ongeveer 7 tot 9 centimeter lang.
Mannetjes kunnen tot maximaal 10 cm lang worden.
De vrouwtjes worden gemiddeld groter en worden maximaal 11 cm.

De kleur van de bruine kikker is altijd bruin, vrouwtjes neigen vaak meer naar rood, maar de variatie is enorm en ieder exemplaar heeft een iets afwijkende tekening.
 
Kenmerkend is de grote donkerbruine driehoekige vlek van de neusgaten over het oog naar de bovenzijde van de voorpoot, in de vlek is het trommelvlies gelegen dat ongeveer dezelfde kleur heeft en moeilijk te zien is.
Het trommelvlies of tympanum is ongeveer 3/4 van de diameter van het oog, een verschil met sommige andere soorten.
Op de bovenlip is vaak, maar niet altijd, een lichtere streep aanwezig.
 
Op de bovenzijde van de rug zijn twee huidplooien of dorsolaterale lijsten aanwezig die goed zichtbaar zijn door de lichtere kleur, met op het midden van de rug een lichtere maar niet altijd duidelijk zichtbare streep.
 
De achterpoten zijn altijd donker gebandeerd al kan de intensiteit variëren van duidelijk gebandeerd tot nauwelijks waarneembaar. De buik is wit tot geelwit en vertoont soms een lichte grijze marmertekening bij de mannetjes tot een gele of rode marmertekening bij de vrouwtjes. De keel is vaak wit of soms grijs met vaak een lichtere middenstreep.

De kleur van de kikker verandert tijdens de voortplantingstijd, de vrouwtjes krijgen gele en rode kleuren aan de flanken.
Mannetjes worden wat grijzig, soms met blauwe vlekjes op de flanken, maar ze worden niet blauw zoals de heikikker.

De kleur van de rug en bovenzijde van de kop is zeer variabel: van uniform bruin en ongetekend tot juist duidelijk gevlekt. Bij populaties in berggebieden komen grillige zeer donkerbruine tot zwarte vlekken voor.
De meeste exemplaren hebben een onregelmatige tekening van donkere grillige vlekken op een lichtbruine achtergrond.
Geel- en oranjebruine en zelfs roodachtige exemplaren komen ook voor. De ogen puilen duidelijk uit en zijn aan de zijkanten van de kop gepositioneerd.

De achterpoten zijn zeer lang, de vijf tenen dragende achterpoten hebben zwemvliezen, de vier vingers dragende voorpoten niet.

De eerste teen is langer dan de tweede, een onderscheid met andere soorten, de metatarsusknobbel van de mannetjes is relatief klein en zacht.

Springkikker

uniforme lichtbruine kleur

Padden als de gewone pad: gedrongen bouw

Heikikker

Rana arvalis

De heikikker is iets kleiner en heeft een kortere maar spitsere snuit.
De heikikker wordt gemiddeld ongeveer 6 tot 8 centimeter lang.
Mannetjes kunnen tot maximaal 9 cm lang worden.
De vrouwtjes worden gemiddeld groter en worden maximaal 10 cm.
De bruine kikker heeft een groot trommelvlies, bijna zo groot als hun ogen. De grootte van het trommelvlies is ongeveer 2/3 van de oogdiameter.

Onderscheid van het geslacht bij heikikkers
Mannetjes blijven kleiner dan vrouwtjes en zijn in de voortplantingstijd te herkennen aan de verdikte voorpoten en de witte keel en vaak een grijzige waas over hun normale kleur.
De heikikkermannetjes krijgen in de voortplantingsperiode een blauwe waas. Deze periode duurt bij beide soorten over het algemeen slechts een week.
Heikikkers produceren dan een soort klokkend geluid
Bruine kikkers maken een laag knorrend geluid.

De heikikker heeft vaak een lichte rugstreep en is verder van de Italiaanse springkikker (R. latastei) en de bruine kikker te onderscheiden doordat een bruine kikker een stompere en grotere kop heeft, waardoor de ogen kleiner lijken.
 
De springkikker (Rana dalmatina) lijkt eveneens op de bruine kikker en komt vrij dicht bij de Benelux voor in Duitsland.
De springkikker heeft veel langere poten en is erg effen gekleurd. De kleur doet denken aan die van kipfilet.


Groene kikkers (bv. de meerkikker)

Pelophylax ridibundus

 

De groene kikkers uit het geslacht Pelophylax hebben bijna altijd een groene kleur, waardoor ze makkelijk te onderscheiden zijn.

Voorbeelden zijn de poelkikker of kleine groene kikker (Pelophylax lessonae), de middelste groene kikker of bastaardkikker (Pelophylax kl. esculentus) en de meerkikker of grote groene kikker (Pelophylax ridibundus).


Groene kikkers tegenover bruine kikkers.

De bruine kikker heeft ook een kenmerkende zwarte vlek achter en op het trommelvlies. Ook de ogen van de bruine kikker zijn wat verder uit elkaar geplaatst dan die van de groene kikkers.

Van de padden zoals de gewone pad, de rugstreeppad en de groene pad is de soort makkelijk te onderscheiden door de gladde huid en de kikkerachtige bouw, zoals de lange achterpoten en platte kop.

Voortplanting van de groene kikker

Larven


De larven zijn lichtbruin gekleurd, ze hebben lichte stipjes en een relatief lange staart. De mondvelden van de larven zijn geschikt als determinatiekenmerk, met een sterke loep is het mogelijk de mondvelden te inspecteren en zo de structuur van de liptandjes te bepalen. Op de onderlip zijn vier rijen aanwezig, de larven van de meerkikker en de Iberische meerkikker hebben hier drie rijen. Van de vier rijen tandjes zijn er drie onderbroken. Heikikkerlarven hebben twee rijen op de bovenlip, waarvan de onderste is onderbroken, en drie op de onderlip. De springkikker heeft net als de bruine kikker vier rijen onderliptandjes maar slechts drie rijen bovenliptandjes

De bruine kikker is in België en in Nederland de eerste kikker die de eiklompen afzet en trekt al vanaf half februari naar het voortplantingswater. Tussen maart en april is de voortplantingsperiode alweer voorbij en begeven de dieren zich naar het zomerverblijf. In andere delen van Europa vindt de voortplanting later plaats, in de Alpen pas in juni. Ook andere kikkers in Nederland en België zetten de eieren pas vanaf april af, zoals de Europese boomkikker, de rugstreeppad en de geelbuikvuurpad.
Doordat de larven van de bruine kikker van de eieren van andere soorten kunnen leven, hebben deze soorten een kleinere overlevingskans.
De afzet van bruine kikker gaat opvallend snel, na 1 tot 3 dagen zijn alle eieren afgezet. Vermoedelijk zijn de weersomstandigheden en de algenbloei in het water cruciaal bij het starten van het afzetten van de eieren.

Paartijd - Kweek


Als de paartijd in aantocht is verzamelen de kikkers zich bij de voortplantingswateren. Net als andere kikkers is de bruine kikker zeer honkvast en zoekt ieder jaar hetzelfde water op.
 
De mannetjes blijven in groepen en kijken richting de zon, zodat hun witte kelen goed te zien zijn. Ook beginnen ze zacht te kwaken, wat de vrouwelijke kikkers aantrekt. De mannetjes hebben geen uitwendige kwaakblaas, maar wel inwendige kwaakblazen, waardoor het geluid dat ze produceren niet ver draagt.
Ze produceren een zacht knorrend gekwaak wat doet denken aan het spinnen van een kat. Het kan verward worden met de roep van het kleinst waterhoen en de houtsnip.
 
De vrouwtjes zitten in de begroeide delen aan de oever.
Als deze naar de mannetjes toe gaan worden ze omklemd door een van de mannetjes, de twee kikkers blijven vrij lang in deze positie, die de amplexus wordt genoemd.
 
Tijdens de paartijd hebben de mannetjes daartoe paarborstels, eeltachtige knobbels op hun duimen, waarmee ze de vrouwtjes steviger kunnen vasthouden. Pas als het vrouwtje de eieren afzet, wat het mannetje merkt door haar gekromde rug, bevrucht hij de eieren met zijn sperma en laat haar korte tijd later los.

Kikkerdril

Kikkerdril is een eierklomp die door de vrouwtjeskikker meestal in grote hoeveelheden wordt afgezet en bestaat uit kikkereitjes en veel eiwit.
’s Nachts worden de meeste eiklompen afgezet in ondiep water, op een diepte van 5 tot 30 cm en meestal tussen de waterplanten. Meestal zet een vrouwtje één klomp af, zelden twee, die bestaat uit 700 tot 4500 eieren.

De eieren hebben een doorsnede van 1,7 tot 2,8 millimeter exclusief het beschermende gelei-achtige omhulsel van 8 tot 10 mm.
Na ongeveer 1 à 2 weken komen de eieren uit, bij koude weersomstandigheden kan het tot een maand duren.
 

Dikkoppen

De kikkervisjes worden ongeveer 4,5 centimeter lang. In uitzonderlijke gevallen overwinteren de larven, waardoor ontwikkeling aanzienlijk langer duurt.
Deze larven worden de reusvorm genoemd, ze kunnen 7 cm lang worden.
De kikkervisjes leven voornamelijk van plantaardig materiaal als algen. Ze schrapen dat van een substraat met de achter elkaar geplaatste raspjes op het mondveld, dat als zuignap fungeert.

De kikkervisjes krijgen steeds meer kenmerken van een adult, de achterpootjes worden groter en na verloop van tijd komen de voorpootjes tevoorschijn. Vervolgens verandert de lichaamsvorm en verdwijnt de staart. De bek en het spijsverteringskanaal ondergaan ook een zeer ingrijpende metamorfose, door overschakeling naar een carnivore levenswijze. Deze laatste gedaanteverwisseling vindt desondanks binnen enkele dagen plaats.

Jonge kikkers

 
Dan klimmen de gemetamorfoseerde bruine kikkertjes uit het water, ze zijn ongeveer 1 tot 1,6 cm lang. Het verlaten van het water vindt vaak 's nachts of bij regen overdag plaats, er zijn vele kikkertjes die over land uitzwermen, dit wordt de kikkerregen genoemd. De kleine kikkertjes lijken in groepen voor te komen, maar ze zoeken snel een eigen plek en leven solitair. Na de metamorfose duurt het nog 2 tot meestal 3 jaar voor de dieren geslachtsrijp zijn waarbij ze elkaar weer opzoeken voor de voortplanting. Ze groeien echter snel; al in de eerste herfst na de metamorfose zijn ze al 3 tot 3,5 centimeter, het volgende jaar al 5 cm.
De bruine kikker bereikt in de natuur een leeftijd van ongeveer 6 tot 8 jaar maar er zijn exemplaren beschreven van meer dan 10 jaar oud.

Levenswijze


De bruine kikker is een typische bodembewoner. Desondanks kan hij wel degelijk klimmen, b.v. in een conifeerhaag. Dankzij de krachtige en lange achterpoten is het een uitstekende springer en zwemmer. Het zwemvermogen wordt verder vergroot door de zwemvliezen tussen de tenen, die voor een efficiëntere voortstuwing zorgen. Meestal wordt de kikker op enige afstand van het water aangetroffen, zo'n 800 tot 1000 meter. Alleen tijdens de voortplantingstijd of op warme dagen wordt het water opgezocht.

De overwintering vindt vaak op de bodem van een poel plaats, maar kan zich ook op het land voltrekken. De kikkers verzamelen zich rond de overwinteringsplaats waarbij soms de mannetjes kwaken. Soms zelfs worden actieve kikkers waargenomen onder het ijs.

De bruine kikker is nachtactief, de trek naar het voortplantingswater vindt tijdens de schemering of 's nachts plaats.
Alleen in de voortplantingstijd zijn de kikkers zowel overdag als 's nachts actief. De larven en pas gemetamorfoseerde dieren zijn dagactief en schuilen 's nachts.
 

Voeding van de inheemse (bruine) kikkers

's Nachts gaat de bruine kikker op jacht en springt hij door de bossen over de bodem, op zoek naar voedsel.
De bruine kikker kan zoals de meeste kikkers (en reptielen) statische beelden niet scherp zien en hapt naar alles wat beweegt en in de bek past. De kikker grijpt de prooi met de snelle schiettong en duwt ze met behulp van de ogen omlaag.
 
Op het menu staan voornamelijk ongewervelden als insecten
- kevers
- sprinkhanen
- wormen
- duizendpoten
- (naakt-)slakken.
Af en toe worden kleine gewervelde dieren gegeten zoals muizen(jongen) en kleinere kikkers.

Volwassen kikkers hoeven maar twee tot drie keer per week te eten, in tegenstelling tot de jongen. Deze moeten veel voedsel eten om probleemloos verder te kunnen groeien.

Status en bedreigingen


De bruine kikker is in Nederland en België een beschermde soort die op de lijst van amfibieën staat, net als alle andere inheemse amfibieën. De soort wordt als niet bedreigd beschouwd en de kikker staat ook niet op de CITES-lijst.

 
 

Openingsuren en openingsdagen:
Vrijdag, zaterdag en zondag
van 10 tot 18u

Amfibia
- Duffelsesteenweg 229 (voor GPS : nr. 231) - B-2550 Kontich - Tel: 03 449 39 29
- Google Maps +code: - info @amfibia .be